Na al dat herschrijven, schrappen en schaven moest ik een van mijn grootste angsten overwinnen. Ik kon en wilde het niet langer uitstellen…een uitgeverij zoeken. Nu het af was, wilde ik het de wijde wereld insturen.

Ik had in het verleden al voor verschillende uitgeverijen gewerkt als fotograaf. Maar dat was altijd voor de lifestyle afdeling, een compleet andere wereld dan de literaire divisie, zo bleek al snel. Dat spoor liep dus dood.

Je manuscript opsturen is een ontnuchterende bezigheid. Op de websites van uitgeverijen en in de literaire tijdschriften lees je maar één ding’don’t call us, we’ll call you!’. Of anders gezegd…hoop er niet op dat we het lezen want we krijgen veel te veel pogingen toegestuurd. Een antwoord volgt ten vroegste over een maand of negen. We zitten echt niet op je te wachten. De ‘slush pile’ noemen ze die berg manuscripten die blijkbaar op elke uitgeverij een niet te overzien obstakel is. Daar komt je dus tussen, op of onder te liggen en de kans dat jouw schrijfsel er tussenuit wordt gepikt is echt heel klein. Het voelde super kwetsbaar om de volledig uitgewerkte binnenkant van mijn hoofd, mijn fantasie, mijn verhaal ter beoordeling op te sturen. Klaar om neergesabeld of afgewezen te worden.

Ik besloot om het strategisch aan te pakken. Ik had een paar favoriete uitgevers opgelost maar ik begon bij een kleinere, lokale speler. Via Marc had ik daar contact met een dame die zei dat ik mijn manuscript rechtstreeks in haar mailbox mocht droppen. Ze zou het sowieso lezen en sneller dan de gevreesde negen maanden. Vijf dagen later zat er een vriendelijke afwijzing in mijn mailbox. Op naar de volgende…

Previous
Previous

Ik schreef een boek-8

Next
Next

Ik schreef een boek-10