Elke week van maandag tot vrijdag schreef ik van 10 tot 12 uur. Het verhaal vorderde, ik schreef alles door elkaar. Weken, maanden passeerden en ik begon wat te zwalpen. Had plots het gevoel nergens heen te gaan. Een meeting met schrijfcoach Marc bracht soelaas. Hij stelde me gerichte vragen en op het einde van de middag wist ik hoe het boek zou eindigen. Ik schreef daar en dan zelfs de laatste woorden op.

Vanaf dat moment ging alles in een sneller tempo. Ik wist waar de trein zou stoppen, hij leek steeds sneller te rijden. Het voelde goed. Toen ik weken later die bewuste laatste woorden typte, ben ik beginnen huilen. Het voelde af maar ik wist dat ik ook afscheid moest gaan nemen van mijn dagelijkse afspraak met Robert. Het voelde heel vreemd. Ik was opgelucht en verdrietig tegelijkertijd. Weg structuur, weg routine, weg schrijven. Ik viel net niet in een zwart gat. Want wat nu? Was ik echt klaar?

Een volgende meeting meet Marc was een wake up call. Ik was helemaal niet klaar, het harde werk begon nu pas. Alles herlezen, vastpakken, herschrijven, kill your darlings! Schrappen en schaven. En heet allerbelangrijkste…ik moest structuur in het verhaal brengen. Alle losse stukken in een logische volgorde steken. Ik kreeg het Spaans benauwd. Had stiekem gehoopt dat hij me hiermee zou helpen maar ik moest het alleen doen.

Ik ging lezen en herlezen, schrappen en aanvullen, wiste een personage, zette dingen op punt en in de verf. Daarna printte ik alles uit…meer dan honderd scènes. En ik trok weer naar mijn schrijversplekje aan zee. Legde het hele huis vol papieren scènes en ging op zoek naar een logische indeling. Zweten en zwoegen, afgewisseld met af en toe een fikse strandwandeling. Maar het lukte, na een dag of twee. Dat terug herlezen en checken of alles nog klopt en weer herschrijven en finetunen.

En dan voelde het plots weer als af. Compleet. Wat nu?

Previous
Previous

Ik schreef een boek-7

Next
Next

Ik schreef een boek-9