Nog iets wat in de opleiding uitgebreid aan bod was gekomen, was het belang van een vaste schrijfplek. We zagen Roald Dahl in zijn writing shack, hoorden hoe Stephen King het belang ervan benadrukte en blijkbaar moest ik dus ook op zoek naar een lokatie. (Niet dat ik me met die twee grootheden wil vergelijken, het is maar om een punt te maken.)

Ik hoopte nog om het klaar te spelen om één keer per maand naar Zeeland af te zakken en me daar telkens drie dagen in heet verhaal onder te dompelen maar Marc, mijn schrijfcoach, was streng. Ik moest dagelijks aan de bak, niet een paar dagen per maand. Schrijversdiscipline moest ik kweken.

Ik ging op zoek in mijn huis. Aangezien we nog volop in een lockdown zaten, waren mijn drie mannen ook gewoon thuis. Ik heb geen apart bureau en aan de eettafel schrijven zag ik niet zitten. De enige optie was om in onze slaapkamer een vierkante meter op te eisen. Ik legde een klein, wit tafelblad op een paar schragen tegen een blinde, witte muur zonder afleiding. Een raam achter mij voor het nodige daglicht. Een krukje om op te zitten, ik zou na het eerste uur schrijven al een zacht kussen missen.

Om me nog beter te kunnen focussen, maakte ik een playlist op Spotify die ik Schrijven noemde. Olafur Arnalds was de basis, Spotify en de suggesties deden de rest. Pure, rustige pianomuziek die me telkens opnieuw in de juiste modus bracht. En die waarschijnlijk voor een stuk de sfeer van het boek mee bepaalde.

En zo startte ik mijn routine. Elke dag ging ik om 10 uur aan mijn tafeltje zitten, stak mijn oortjes in en begon te schrijven. Op zaterdag en zondag nam ik vrij, om het verhaal te laten sudderen. Ik herlas niks, ik bleef pagina na pagina vullen. Ik wist om 10 uur nooit waar ik om 12 uur zou eindigen…

Previous
Previous

Ik schreef een boek-2

Next
Next

Ik schreef een boek-4